Home Genea index
    Background
 P van Diemen
Nederlandse vlag Brittish flag
Achtergrond van verschillende familie­namen, voor zover we die hebben kunnen achterhalen. Background on various surnames, as far as we have been able to discover.
 
 
Iets over de voorkomende plaatsen
 
Something about the mentioned places
 

Algemeen

Doop-, Trouw- & Begraaf-registers (DTB)

De eerste registraties waren de Doop-, Trouw- en Begraafregisters van de kerken voor de bijbehorende gemeente.  Na 1811 zijn deze registers geconfisceerd ten behoeve van de Burgerlijke stand.  Nu worden deze registers gezamenlijk aangeduid met de eerste letters voor doop, trouw en begraven: DTB.

Let wel dat deze registers niet de geboorte­datum maar de doop­datum vast­leggen, en niet de sterf­datum maar de datum van begraven.  Met doopsgezinden waar het gebruikelijk is om volwassenen te dopen is er een belangrijk verschil.  Maar ook bij andere kerken kan het voor­komen dat bijvoorbeeld de vader gedoopt/­bekeerd werd op dezelfde dag als de eerst­geborene.

Destijds was het voor het 'gewone volk' ongebruikelijk om een familie­naam te hebben, zeker in landelijke gebieden (bijv. Friesland).  Geboorte, huwelijk en sterfte werden geregistreerd door de geestelijkheid.  Om toch de familie aan te duiden werd een Patroniem –een verwijzing naar de vader– gebruikt: Cornelis, kind van vader Albert, werd Cornelis Alberts(z); Lijsbeth, kind van Harmen werd Lijsbeth Harmens(dr).  Dit werkt als een soort familie­naam voor één generatie.  Soms werd ook de naam van de moeder gebruikt (nood­zakelijker­wijs bij ongehuwde moeders, al zie je bij de naam­geving soms dat expliciet naar de vader wordt verwezen).

In Twente en de Achterhoek was het de gewoonte om de familie te noemen naar de boerderij waar ze woonden (de gewoonte om bewoners met de naam van de boerderij aan te duiden bestaat daar nog steeds).  Zo komt in ons bestand een Willem Heupers voor die trouwde met een Jenneken van de hoeve Lutje Beerenbroek; de man -en zijn kinderen- gebruikten daarna de 'achternaam' Lutje Beerenbroek.

Aangezien ingangen in deze registers niet werden gerelateerd aan oudere ingangen is de spelling van namen bepaald niet consistent.  In die tijd konden de meeste mensen niet lezen of schrijven.  Namen werden opgeschreven door de clerus zoals deze het lokale dialect verstond.  Dan is het vrij logisch dat er verschillende schrijfwijzen zijn, en dat oude namen in de loop van de tijd evolueren (zie ook Dutch Spelling).  En handschrift leidt natuurlijk makkelijk tot fouten bij het overnemen.

De uitgang ~tje staat in het Nederlands natuurlijk voor het verkleinwoord.  Echter, in het verleden was het ook gebruikelijk in namen voor vrouwen (bijv. Jan voor een zoon, en Jantje voor een dochter).
Een ander probleem is het gebruik van roep­namen en officiële doopnamen.  Bijvoorbeeld Jan / Johan voor Johannes.  Of Kaatje / Trijntje voor Catharina.

Andere archieven:

  • Belastingcohiers
  • Weeskamer registers
  • Rechterlijk Archief (RA)
 

General

'Doop-, Trouw- & Begraaf-registers (DTB)'

The earliest records were Baptismal, Marriage and Burial kept by the churches for the corresponding community.  After 1811 these records were confiscated to start the civic registration.  Now these records are collectively indicated by the first letters of the Dutch words for baptismal ('doop'), marriage ('trouw') and burial ('begraaf'): DTB.

Note that these records do not register the birth date but baptism date, and not the death date but the burial date.  With 'doopsgezinden' who practice adult baptism there is a significant difference.  But also for other churches it may occur that for example the father was baptized/­christened at the same day as the first born.

In those times it was unusual for the 'common people' to have a surname, certainly in rural areas (e.g. Friesland).  Birth, marriage and death were registered by the clergy.  In order to still indicate family relationships a Patronymic –a reference to the father– was used: Cornelis, child of father Albert, became Cornelis Alberts(z) (which is short for Albert's zoon = Albert's son); Lijsbeth, child of Harmen became Lijsbeth Harmens(dr) (dr is short for dochter = daughter).  It kind of works like a surname for a single generation.  In some cases the name of the mother was used (inevitably with unwed mothers, even though sometimes an explicit reference is made to the father through name-giving).

In Twente (area in the province Overijssel) and in the Achterhoek (neighbouring area in Gelderland) it was custom to use the name of the farm where they lived as surname (nowadays people in that area still indicate the inhabitants by the name of the farmstead).  In our file we have a Willem Heupers who married a Jenneken from the farmstead Lutje Beerenbroek; the man -and his children- used the 'surname' Lutje Beerenbroek from then on.

As entries in those records were not related to previous entries, the spelling of names was not consistent at all.  At that time most people could not read or write.  Names were written according to the clergy's interpretation of the local dialect.  So it is logical that names were written in various ways, and that old names evolved over time (see also Dutch Spelling).  Furthermore, handwriting easily leads to transcription mistakes.

The suffix ~tje is an often used diminutive in Dutch.  However, in the past is was also common to use it for womem (e.g. Jan is a man's name, Jantje a woman's name).
Another problem is the use of nick­names and the official names of baptism.  For example Jan / Johan for Johannes.  Or Kaatje / Trijntje for Catharina.

Other archieves:

  • 'Belastingcohiers' (tax records)
  • 'Weeskamer registers' (orphan records)
  • 'Rechterlijk Archief (RA)' (Judicial archieves)
 

Burgerlijke stand

De registratie van de bevolking in Nederland –de Burgerlijke Stand– is in 1811 ingesteld door Napoleon ten behoeve van de militaire dienst­plicht.  Dat was overigens in het begin nog niet de Burgerlijke Stand zoals we die nu kennen (zo ontbrak bijvoorbeeld de geboorte­aangifte).

Met de invoering van Burgerlijke Stand werd iedereen verplicht een familienaam te nemen; de gezinshoofden moesten een naam opgeven die dan voor alle gezins­leden van toepassing was.  De Registers van Naams­aanneming zijn over het algemeen bewaard gebleven en zijn zeer waardevol voor de genealoog.  Natuurlijk waren er wat eigenzinnige familieleden die een afwijkende naam voerden.  Dat allerlei mensen ludieke namen kozen (bijv. Naaktgeboren, Bil, Geen, Mammesuyger) omdat ze dachten dat die 'franse gekkigheid' wel weer over zou waaien, is overigens een fabeltje gebleken (deze namen kwamen vóór die tijd ook al voor). Na de Franse tijd bleef deze maatregel in stand (zelfs in 1825 bij Koninklijk Besluit herhaald onder straf­bedreiging).

Met de invoering van de Burgerlijke Stand in 1811 werd de geschreven vorm van de naam de standaard.  Vanaf die tijd werden namen ongevoelig voor spellings­veranderingen (maar naams­wijzigingen zijn nog steeds mogelijk bij Koninklijk Besluit).

Bijzonder interessant zijn de huwelijksbijlagen waar geboorte­bewijzen in zijn opgenomen, en de ouders worden genoemd.

Andere archieven:

  • Volkstellingen
  • Kiesregisters

'Burgerlijke stand' (Civic registration)

The registration of the population in the Netherlands –the 'Burgerlijke Stand'– was introduced in 1811 by Napoleon on behalf of conscription.  In the beginning it was not yet the civil registration as we have today (for example birth registration was lacking).

With the introduction of the civil registration everybody was obliged to assume a surname; the heads of families had to provide a name which then would be applicable to all family members.  The registers of this –the 'Registers van Naamsaanneming'– are in general preserved and are very valuable for the genealogist.  Of course there were some headstrong family members which took a different name.  The idea that many choose playful names (e.g. Naaktgeboren = Born naked, Bil = Buttock, Geen = None, ...) as they thought this 'French folly' would blow over proves to be an urban myth (these names existed already before that).  After the French occupation this regulation remained (even explicitly repeated in 1825 by Royal Decree with penal threats).

With the introduction of the Civil Registration in 1811, the written form became standard.  So from then on the names were insensitive to spelling changes (but name changes are still possible by Royal Decree).

Very interesting are the marriage attachments which include birth certificates, and where the parents are mentioned.

Other archieven:

  • 'Volkstellingen' (Census records)
  • 'Kiesregisters' (voting registers)
top

van Diemen de Jel

Mijn grootvader Nicolaas Willem van Diemen de Jel heette oorspronkelijk de Jel.  Hij was een zeer actief figuur ('Hoofd ener Lagere School', maar schreef ook enkele (streek-)romans) en hij had veel genealogisch onderzoek gedaan.  Hij was er van overtuigd dat zijn groot­moeder Anthonia van Diemen afstamde van Anthonie van Diemen, de bekende 'Goeverneur-Generaal' van Nederlands Indië rond 1600. 

Nicolaas Willem kwam tot de conclusie dat de familie­naam van Diemen in die tak zou uitsterven, en om dit te voorkomen kreeg hij het recht om deze toe te voegen aan zijn achter­naam de Jel (zie uittreksel).  En zo ontstond de naam 'van Diemen de Jel'.
Dankzij diverse familie­leden hebben we nu een copie van Nicolaas Willem's onderzoek­resultaten.  Echter, tot nu toe hebben we onze afstamming van Anthonie van Diemen niet bevestigd gezien.

De namen 'van Daalen de Jel' en 'Schouten de Jel' bestaan ook, en lijken op dezelfde manier te zijn ontstaan.

My grandfather Nicolaas Willem van Diemen de Jel had originally de Jel as surname.  He was a very active person (he was a school­master, but also wrote several novels) and he did considerable genealogical research.  He was convinced that his grand­mother Anthonia van Diemen descended from Anthonie van Diemen, the famous 'Goeverneur-Generaal' of the Dutch East Indies around the year 1600 (Goeverneur-Generaal is a position comparable to the British viceroy of India). 

Nicolaas Willem came to the conclusion that the surname van Diemen would end in that family branch, and in order to preserve the van Diemen name, he was allowed to add it to his surname de Jel (see extract in Dutch).  Hence came 'van Diemen de Jel' into existence.
Thanks to various family members we now have a copy of Nicolaas Willem's research results.  However, up till now we haven't been able to confirm our descendancy from Anthonie van Diemen.

The names 'van Daalen de Jel' and 'Schouten de Jel' also exist, and seem to have originated much in the same way.

top

van Diem(en)

De naam Van Diemen suggereert 'afkomstig uit Diemen' (d.w.z. een toponiem).  We kunnen de naam traceren tot Simon van Diemen, zoon van Antonij (Tuenis) Willemse van Diem, gedoopt in Loon op Zand, getrouwd in het nabijgelegen s'-Grevelduin (Capelle in Noord-Brabant).  Overigens staan andere kinderen van Antonij genoteerd onder 'Diem' of 'Dieme', en dat is al eerder begonnen.  Waarschijnlijk is het een kwestie van dialect en de interpretatie van de klerk (bekend verschijnsel in die tijd).
Volgens het CBG betekent Van Diem 'afkomstig uit Didam' (vlak bij Zevenaar, Duitse grens), maar wij horen niet bij die tak (wij zijn ook niet in Didam uitgekomen).
The name van Diemen suggests 'originating from Diemen' (a town near Amsterdam, i.e. a toponyme).  We can trace the name to Simon van Diemen, son of Antonij (Tuenis) Willemse van Diem, christened in Loon op Zand, married in the nearby s'-Grevelduin (Capelle in Noord-Brabant).  For that matter, other children of Antonij are noted as 'Diem' or 'Dieme', and that started already earlier.  Probably it is a case of dialect and the interpretation of the clerk (well-known phenomena in those times).
According to the CBG Van Diem means 'originating from Didam' (town near Zevenaar, by the German border), but we do not belong to that branch (so we haven't ended-up in Didam).
top

de Jel / Diel

Jan Diel († 29 Jan 1690) was een Schot en kwam in 1629 naar de Verenigde Nederlanden [Werk van Ferguson: Documenten illustrerende de geschiedenis van de Schotse Brigade in dienst van de Vereenigde Nederlanden 1572-1798, op het jaar 1629 "Lijste van de naemen van de Cappiteynen van het Schotse Regiment van den Grave van Morton, t'welck ten dienste van den Lande sal overcomen uyt Schotland waaronder zich bevond Cap.n Diel"].
Het is vrij zeker dat 'Diel' corres­pondeert met de veel­voor­komende Schotse naam 'Dalziel', die overigens wordt uitgesproken als 'deJel'.  Hetgeen schijnt in te houden dat ze oorspronkelijk van het eiland Yell van Shetland komen.

De kleinzoon van Jan Diel, Aernhout (21 Mei 1681, Schiedam), staat nog genoteerd als 'Diel', maar zijn achter­klein­zoon Adrianus (18 Sep 1712, Schiedam) is vastgelegd als 'de Jel'.  Mogelijk omdat de oorspronkelijke uitspraak van Dalziel/de Jel nog werd gebruikt.

Jan Diel († 29 Jan 1690) was a Scotchman and came in 1629 to the United Netherlands [Work by Ferguson: papers illustrating the history of the Scottish Brigade in the service of the United Netherlands 1572-1798, in the year 1629 List of names of the Captains of the Scottish Regiment of the Count of Morton, which will come from Scotland to serve the country, among them Captain Diel].

It is fairly sure that 'Diel' corresponds to the common Scottish name 'Dalziel', which is pronounced as 'de–el'.  Which seems to imply that they orginitated from the isle Yell of Shetland.

The grandson of Jan Diel, Aernhout (21 May 1681, Schiedam, NL), is still noted as 'Diel', but his great-grandson Adrianus (18 Sep 1712, Schiedam) is recorded as 'de Jel'.  Probably because the original pronunciation of Dalziel/de Jel was still being used.

top

Bulten

Volgens de papieren van Nicolaas Willem (van Diemen) de Jel was Claes Bulten een Hugenoot, een vluchteling uit Frankrijk die uitgeput en erg ziek in de 'bulten' (heuvels) van Zelhem werd gevonden.  Ze noemden hem Bulten omdat ze zijn franse naam niet konden uitspreken.  Het betekent ook dat ons genealogisch onderzoek hier doodloopt.

Er is inmiddels de nodige twijfel opgedoken over het bovenstaande mooie verhaal.  Om te beginnen door het patroniem 'Teunisz'.  Het waren roerige tijden; door de 30-jarige oorlog deed de bevolking van de Duitse rijkjes vanalles om het hoofd boven water te houden, onder meer door naar het westen te trekken en zich te verhuren als loonwerker (bekend van de Hannekemaaiers).  En vlak voor Bocholt -nog geen 7 Km over de grens- lag nog het plaatsje Bülte (en er heeft altijd veel uitwisseling 'over de grens' plaats gevonden).
Inmiddels blijkt er ook een Duitse tak van Bultens te bestaan, Bülten, die overigens aantoonbaar uit Nederland stamt.

According to the papers of Nicolaas Willem (van Diemen) de Jel, Claes Bulten was a Huguenot, a refuge from France, and found very ill and exhausted in the 'bulten' (hills) of Zelhem.  They named him Bulten as they could not pronounce his French name.  It also implies that this is a dead-end in our genealogical research.

Now some serious doubts are expressed on the above nice story.  Starting with the patronimyc Teunisz.  It was a turbulent time; because of the 30-year war the population of German kingdoms did anything to keep alive, among others by going west as threshing contractor (there are still Dutch names for these men).  And just 7 Km over the border there was a village Bülte (and there was always a lot of exchange over the border).
Meanwhile there proves to be a German branch of Bultens, Bülten, which however is demonstrable from The Netherlands.

top

Sakko

De huwelijksakte van Gottlieb Sjaco & Antonetta Strijdt vermeldt allerlei gegevens van de bruid, maar van de bruidegom slechts de naam.  Door de voornaam Gottlieb wordt aangenomen dat deze afkomstig is uit Duitstalig gebied (Duitsland, Zwitserland, Oostenrijk).  Waarschijnlijk was de man Zwitsers militair in Staatse dienst die tijdens de Oostenrijkse Successie­oorlog (1740-1748) op Tholen was gelegerd.

De naam Sjaco werd op verschillende manieren gespeld (Sjako, Sacco) maar werd uiteindelijk Sakko.  Het is ongetwijfeld niet de 'echte' achternaam van de man (als hij al een achternaam had); het is mogelijk een verbastering van zijn achternaam dan wel patroniem, maar zeer waarschijnlijk een bijnaam.  Een sjaco is namelijk een militair hoofd­deksel dat in de 18e eeuw werd gedragen door bereden troepen.

Vrij uit Genealogie Sakko.

The marriage certificate of Gottlieb Sjaco & Antonetta Strijdt mentions a lot of information about the bride, but of the groom only the name.  From the given name Gottlieb it is assumed that he is from a German-speaking region (Germany, Switzerland, Austria).  Likely he was a Swiss military man in Holland's government service during the Austrian Succession war (1740-1748) who was encamped on Tholen.

The name Sjaco was written in various ways (Sjako, Sacco) but ended up as Sakko.  Undoubtedly this was not his 'real' surname (if he ever had one); possibly it is a bastardisation of his surname or patronymic repectively, but very likely it is a nickname.  A sjaco is namely a military headgear used in the 18th century by mounted forces.

Free from Genealogie Sakko.

top

Walstra

Walstra is een zogenaamde adresnaam (zie CBG).  In dit geval is de naam afgeleid van de Heerenwal in Nijehaske (Fr).

Heere Klases uit Terhorne en Fokje Ruurds uit Heerenveen trouwden in 1760 (3e proclamatie van 24 augustus 1760 Heerenveen).  Zij gingen in Nijehaske wonen aan de Heerenwal in huis nr.1.  Heere Klases was smakschipper, en kon voor de deur aanleggen.
Bij de geboorte­inschrijvingen van twee van hun kinderen –Taco *1769 & Aaltje *1773– wordt reeds de famlienaam Walstra vermeld.  In 1794 wordt Taco Heeres Walstra "afkomstig van Heerenwal" als burger in Sneek ingeschreven.  En in 1811 laat hij daar de familienaam Walstra voor zichzelf en zijn vijf kinderen registreren.

Walstra is a so-called addressname (see CBG).  In this case the name is derived from the Heerenwal in Nijehaske (Friesland).

Heere Klases from Terhorne and Fokje Ruurds from Heerenveen married in 1760 (3rd proclamation on august 24th 1760 Heerenveen).  They moved to Nijehaske, the Heerenwal house nr.1.  Heere Klases was skipper/­owner of a smak, and moored his ship in front of his house.
At the birth registration of two of his children –Taco *1769 & Aaltje *1773– already the surname Walstra was used.  In 1794 Taco Heeres Walstra "coming from Heerenwal" is registered as citizen of Sneek.  And in 1811 he has the surname Walstra registered for himself and his five children.

De Heerenwal in Nijehaske in vroeger tijdenOld image of the HeerenwalThe Heerenwal in Nijehaske in the old times
top

's-Grevelduin / Schrevelduin

Een plaats die regelmatig in de van Diemen-stamboom opduikt is 's–Grevelduin, ook wel geschreven als Schrevelduin.  En we hadden nogal wat moeite om deze te lokaliseren omdat er nu geen plaats meer bestaat onder deze naam.

's-Grevelduin was een stuk wildernis dat rond het jaar 1200 door de Graven van Holland in leen werd gegeven.  Samen met de ambachts­heer­lijk­heden Nederveen en Zuidewijn deelden ze een kapel, en onder die naam is de plaats Capel(le) ontstaan.  Al in de Franse tijd (rondom 1800) was 's–Grevelduin een onderdeel van 's–Grevelduin-Capelle, dat verder de gehuchten Nederveen en Zuidewijn omvatte.  In 1923 zijn Capelle, Sprang en Vrijhoeve-Capelle samengevoegd tot gemeente Sprang-Capelle, en in 1997 met Waspik en Waalwijk tot de gemeente Waalwijk (provincie Noord-Brabant).

Andere plaatsen in de buurt van 's-Grevelduin die ook voorkomen in onze stamboom zijn Loon op Zand en 's-Gravenmoer.  Na de overstroming in 1880 ('Ramp van Nieuwkuijk') wordt een wet aangenomen om de Bergse Maas te graven – in feite het kanaliseren van de Oude Maas.  Vóór die tijd waren Aalburg, Dussen, Eethen en Heusden ook eenvoudig bereikbaar.

Bronnen / verder informatie:

A place which appears regularly in the van Diemen pedigree is 's–Grevelduin, also written as Schrevelduin.  We had some problems locating it as a place bearing that name doesn't exist anymore.

's-Grevelduin was a wasteland area which was given in fee by the Counts of Holland around the year 1200.  Together with the manors Nederveen and Zuidewijn they shared a chapel, and by that name the place Capel(le) came into existence.  Already during the French occupation (around 1800) 's–Grevelduin was a part of 's–Grevelduin-Capelle, which further comprised the hamlets Nederveen and Zuidewijn.  In 1923 Capelle, Sprang and Vrijhoeve-Capelle merged into the municipality Sprang-Capelle, and in 1997 with Waspik and Waalwijk into the municipality Waalwijk (province Noord-Brabant).

Other places near 's-Grevelduin which also appear in our pedigree, are Loon op Zand and 's-Gravenmoer.  After the flood in 1880 ('Disaster at Nieuwkuijk') a law was passed to dig the Bergse Maas – in fact the canalization of the Oude Maas.  Before that Aalburg, Dussen, Eethen and Heusden were also easily reachable.

Sources / further information (most in Dutch, limited in English):

top


Delfshaven

De stad Delft had grote behoefte aan een goede scheep­vaart­verbinding.  In 1389 kreeg Delft toestemming van hertog Aelbrecht van Beieren, graaf van Holland en Zeeland, om de Schie te gegraven (±10 Km) teneinde de stad een verbinding met de Nieuwe Maas te geven.  Rondom de sluis ontstond het haven­stadje Delfshaven.  Dit stadje was niet zelfstandig, maar had de status van 'kolonie' van Delft.

Aangezien Delft als één van de kleinere parti­ci­panten deelnam in de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC), profiteerde het gunstig gelegen Delfshaven daar relatief veel van.  Maar uit angst voor concur­rentie stelde Delft allerlei beperkende maat­regelen in.  Delfshaven was overigens ook de plaats van waaruit de Pilgrim Fathers in 1620 vertrokken om -via Southampton- naar Cape Cod te gaan.

In het jaar 1795 -de Bataafse revolutie- zag Delfshaven kans een begin te maken om onder de Delftse over­heersing uit te komen.  Ze werd niet direct zelfstandig, maar allerlei beperkende maat­regelen werden opge­heven.  De officiële scheiding tussen Delft en Delfshaven kwam in 1811; Delfshaven kreeg een eigen stads­wapen waarin ondermeer de visserij (haring) en de bran­de­rijen werden verwerkt.  In 1825 kreeg Delfshaven recht de naam stad te voeren.  Ook het dorp Schoonderloo, de Coolpolder en de Bospolder behoorden tot Delfshaven.

De zelfstandigheid werd een teleurstelling door het economisch verval van Holland.  Met de bloei van de brande­wijn­indus­trie was het gedaan en de haring­visserij stelde niets meer voor.  Daarnaast ontstond een brede zand­plaat voor de ingang voor de haven bevond; de scheep­vaart ver­plaatste zich hoe langer hoe meer naar Rotterdam.  Delfshaven raakte steeds dieper in de schulden.  Rotterdam barstte uit haar voegen en had de grond van Delfshaven dringend nodig voor verdere uitbrei­ding.  Delfshaven hield op te bestaan als zelfstandige gemeente op zaterdag 30 januari 1886.

Bronnen / verder informatie:

The city of Delft had great need for good shipping connections.  In 1389 Delft received permission by duke Aelbrecht of Bavaria, count of Holland and Zeeland, to dig the Schie (±6 Mi) in order to connect the town with 'de Nieuwe Maas' (last part of the river Rhine).  The town Delfshaven arose around the sluice.  This town was not autonomous but had the status of 'colony' of Delft.

As Delft was one of the smaller partners in the Vereenigde Oostindische Compagnie (United East-Indies Company), Delfshaven profited for more than its share from its favourable location.  But for fear of competition Delft put all kinds of restrictive measures.  Delfshaven was also the harbour from which the Pilgrim Fathers left in 1620, going -via Southampton- to Cape Cod.

In the year of the Batavian revolution, 1795, Delfshaven saw an opportunity to start wiggle itself out from Delft's rule.  Delfshaven did not became autonomous overnight, but a lot of restrictions were lifted.  The official separation of Delft and Delfshaven was in 1811; Delfshaven got its own coat of arms reflecting fishing (haring) and brandy distilleries.  In 1825 Delfshaven became a city.  The village Schoonderloo and the surrounding polders Coolpolder and Bospolder were part of Delfshaven.

Indepence became a disappointment because of the economical decline of Holland. The prosperous period of the brandy industry was over and fishing on herring did not mean much anymore.  On top of that, a sandbank appeared at the entry to the harbour; shipping moved much more to Rotterdam.  Delfshaven got deeper into debts.  Rotterdam burst and could very well use the area of Delfshaven for further expansion.  Delfshaven ceased to exist as independent municipality on Saturday, January 30th 1886.

Sources / further information:

top


=O=